Rock-’n-roll in Friesland

Gepubliceerd op: 17-11-2021

In het nieuwe naslagwerk Rock-’n-roll in Friesland dat vorige week verscheen, vertellen ruim veertig Friese rockers over hun leven met, rond en in de muziek. Je moet over spierballen beschikken om het nieuwe 348 pagina’s tellende naslagwerk over de Friese rock-’n-roll, van 1960 tot 2000, een paar uur in leesstand vast te houden. Beter is het gevaarte voor je op tafel leggen en starten bij het begin, bij een van de vier gedegen historische inleidingen van oud-LC-hoofdredacteur Rimmer Mulder.

Wat er vanaf de sixties in de wereld van popmuziek en jeugdcultuur gebeurde, vond ook zijn weerklank in Friesland. Zetten nozems in Amsterdam het straatleven op zijn kop, in Leeuwarden waren er Dingly Boys. Daarover vertelt gitarist Joop Bijlsma een vermakelijk en ontnuchterend verhaal, fijn opgetekend door LC-redacteur Asing Walthaus.

Echt rebels waren de Friese nozems niet. ‘In feite stelde het niks voor. Er was een clubhuis aan de Nieuweburen, daar hadden ze allemaal bierdoppen met spijkers tegen de muur vastgeslagen en daar zaten ze gezellig wat te kaarten.’ Het oude liedje, toch weer? Dat alles in Friesland wat later komt en als, dan in afgezwakte vorm?

De mooi, uitbundig vormgegeven nostalgische muziekbijbel, een uitgave van de Grouster uitgeverij Louise, toont in ieder geval aan dat ook Friese muzikanten vanaf de vroege jaren zestig werden gegrepen door de rock-’n-roll en dan niet alleen door de muziek maar ook door de bijbehorende levensstijl, wars van autoriteiten en oude conventies.

Ondernemer Robert Wielinga (hij is onder meer oud-uitgever bij de Friese Pers Boekerij en werkte, tot 1997, als manager consumentenmarkt bij de Leeuwarder Courant) vroeg vijftien journalisten en schrijvers om een of meer rock-’n-roll-artiesten uit Friesland te portretteren. De redactie van de LC bleek een rijke voorraadkast, want maar liefst tien van de auteurs van dit imposante muziekboek werken of werkten bij de NDC Mediagroep.

En om nog even bij de kwantitatieve benadering te blijven, van de 15 auteurs zijn er slechts 3 vrouwelijk, evenals de 42 geportretteerden trouwens, want ook daarvan zijn er maar drie van het vrouwelijk geslacht: Mirjam Timmer, Monique Bakker en Nienke de Jong. It’s a men’s world, kennelijk, de noordelijke rock-’n-roll-wereld.

De verhalen die werden opgetekend - van Quido Hereman tot Piter Wilkens, van Melvin van Eldik tot Sido Martens - bieden een prachtig nostalgisch beeld van overwegend mannenlevens in de noordelijke muziekscene, van grote dromen, sterke passie en kameraadschap. Ze bewegen zich vrijwel allemaal langs de volgende stations: eerst is er de aangeboren muziekhonger, het aarzelend begin, drugs, meisjes, ruzie in de band, de verzoening en dan toch, de grote breuk.

Vervolgens komt het herbezinnen, de ouderdom, de zoektocht naar een andere levensinvulling en dan, best vaak eigenlijk, blijkt het bloed toch weer te kruipen waar het niet kan gaan. De gitaar komt weer tevoorschijn.

Zoals bij Joris Mous van reggaeband Luie Hond, geportretteerd door Max van den Broek, die in 2007 besloot om met zijn succesvolle formatie te stoppen. Hij had ‘het gevoel dat het op was’ en besloot zich te richten op zijn jonge gezin en zijn werk als tatoeëerder. Op het eind van het gesprek komt de aap uit de mouw. ‘Onlangs ben ik weer een beetje begonnen met schrijven.’ En ook Ernst Langhout, schitterend gefotografeerd door Henk Bleeker, hervond het muzikale pad na jaren van drank en depressies. In een openhartig interview met Jan Dijksma vertelt hij over deze intrigerende queeste, terug naar wat voor hem de bron is: de folkmuziek.

Wat opvalt, is dat veel Friese rockers zo bescheiden zijn. Ze erkennen dat zelf trouwens ook. Neem Thijs Helfrich, zanger van de band Weekend at Waikiki. Hij zegt: ‘Het zal wel iets uit het nuchtere Noorden zijn, maar dat relativeren en gewoon doen heeft ons ook behoorlijk in de weg gestaan om verder te komen in de muziek. Wij hadden meer energie moeten steken in onze naamsbekendheid, het van de daken moeten schreeuwen, meer lef moeten hebben. We zijn er uiteindelijk niet echt voor gegaan, terwijl wij alle kansen hadden.’

Dat dit boek door zoveel auteurs is gemaakt, is begrijpelijk maar heeft een groot nadeel: een overkoepelende duiding ontbreekt, de interviews staan allemaal op zich en er wordt weinig uit gedestilleerd. Niet iedere schrijver neemt afstand van het onderwerp waardoor sommige levensverhalen in een chronologische opsomming blijven hangen. En het is jammer dat een register ontbreekt. Dat had de toegankelijkheid van dit veelomvattende naslagwerk vergroot.

Een van de mooiste, gelaagd geschreven verhalen werd opgetekend door de door de wol geverfde popjournalist Jacob Haagsma. Hij sprak met gitarist Rik Meijer over de duistere kanten van de rock-’n-roll. Meijer, die onder meer in de band van Jan Giro speelde, belandde in de gevangenis nadat bij was veroordeeld voor doodslag op zijn vriendin. Inmiddels is hij weer op vrije voeten en herbouwt hij zijn leven met kleine stapjes. Opnieuw blijkt de muziek een trouwe metgezel. Hij is er weer ‘serieus mee aan de gang’, vertelt Meijer aan Haagsma.

Gewoon, lekker spelen, zonder drank en zonder drugs. Ook dat is rock-’n-roll.

Rock-’n-roll in Friesland, 1960-1999, levensverhalen van 42 Friese rockers.

Samenstelling en eindredactie: Robert Wielinga.

Uitgeverij Louise, 45 euro. www.uitgeverijlouise.nl

 

Bron Leeuwarden courant